Afgegraven grond is straks geen afval meer

Transparenz: Redaktionell erstellt und geprüft.
Veröffentlicht am

Huidig ​​onderzoek: De lezers van de bouwkrant zijn blij met het zogenaamde ‘afval’ van uitgegraven grond – en zien een groot potentieel voor de circulaire economie.

Aktuelle Umfrage: Die Leser*innen der Bauzeitung begrüßen das sogenannte "Abfallende" von Bodenaushub – und sehen großes Potenzial für die Kreislaufwirtschaft.
Grondafgraving: straks is er geen afval meer. Copyright: Fahroni istock getty afbeeldingen plus

Afgegraven grond is straks geen afval meer

“Er is een enorm potentieel dat nog niet is benut.” Tristan Tallafuss, directeur van de Oostenrijkse vereniging voor recycling van bouwmaterialen (BRV), doelt op uitgegraven grond - een materiaal dat bij vrijwel elk bouwproject wordt geproduceerd en tot nu toe voornamelijk als afval is behandeld. De cijfers uit het Federaal Afvalbeheerplan maken duidelijk hoeveel er kan worden ingezameld: volgens dit wordt in Oostenrijk jaarlijks ongeveer 70 miljoen ton afval geproduceerd. 41 miljoen ton hiervan – bijna 60 procent – ​​is afgegraven grond. Dit betekent dat uitgegraven grond veruit het grootste aandeel in de Oostenrijkse afvalproductie vormt. Vanuit het standpunt van Tallafuss zou het "op grote schaal direct op de bouwplaatsen kunnen worden gebruikt, zonder dat enige behandeling nodig is".

Binnenkort is er geen afval meer

De aanvoegende wijs zou nu moeten verdwijnen. Het Ministerie van Milieu ontwikkelt momenteel een verordening die het zogenaamde “afval” voor uitgegraven grond op een juridisch veilige en praktische manier zal definiëren. Volgens het huidige ontwerp moet een gecertificeerd deskundige het materiaal ter plaatse kunnen onderzoeken. Als een bepaalde kwaliteit bewezen wordt, verliest het materiaal zijn classificatie als afvalstof. Het krijgt de status van een product en kan zonder verdere afvalregelgeving worden gebruikt.

Uit het huidige onderzoek onder lezers van de Bauzeitung blijkt hoe belangrijk en praktisch relevant dit onderwerp is. De antwoorden spreken voor zich: 73 procent vindt de geplande regelgeving zeer verstandig omdat deze grote mogelijkheden biedt voor recycling en kostenbesparingen. Nog eens 15 procent ziet voordelen, tenminste onder bepaalde voorwaarden. Ze oordelen alleen maar kritisch – ze verwachten extra bureaucratie en risico’s.

Tot nu toe ging het omgaan met uitgegraven grond op de bouwplaats vaak gepaard met hoge afvoerkosten, lange transportroutes en complexe documentatie. Dat hier een enorm efficiëntiepotentieel ligt, blijkt ook uit de uitspraken van de ondervraagden. Zo verwoordt een deelnemer het: “Het kan alleen maar makkelijker, beter en goedkoper worden.”

Deze beoordeling wordt door veel deelnemers gedeeld, maar lang niet door iedereen. Als er gekeken wordt naar het mogelijke besparingspotentieel lopen de meningen uiteen: 23 procent vindt het zeer hoog en 39 procent vindt het matig. Aan de andere kant vinden acht mensen het laag en verwacht 31 procent helemaal geen besparingen. Uit deze antwoorden blijkt dat de sector heterogeen is: niet ieder bedrijf voert regelmatig grondwerken uit of heeft logistieke mogelijkheden voor tussentijdse opslag.

Bijna alle respondenten (ruim 92 procent) benadrukken dat duidelijke en eenvoudige criteria voor afvalverwerking essentieel zijn. Het gaat om uitvoerbaarheid en rechtszekerheid: niemand wil in een grijs gebied opereren of worden afgeremd door ingewikkelde eisen. 62 procent eist ook rechtszekerheid om boetes te voorkomen en een vermindering van de documentatie- en rapportagevereisten. 58 procent waardeert snelle en goedkope testprocedures, en minstens 39 procent wil graag ondersteuning bij de implementatie. Hieruit blijkt dat de sector niet alleen openstaat voor de geplande regelgeving, maar ook constructief is – maar wel op voorwaarde dat deze praktisch uitvoerbaar is.

Verschillende respondenten wijzen op concrete actiemogelijkheden: samenwerking met stortplaatsen en verwerkingsbedrijven, eigen opslagfaciliteiten en een duidelijke scheiding tussen verontreinigde en niet-verontreinigde materialen. Een ander aspect wordt steeds belangrijker: imago. Eén reactie luidt: “Wij zien een kans in het duurzaamheidimago omdat klanten steeds meer aandacht besteden aan ecologisch bouwen.”