Het grondverbruik blijft dalen
Het grondverbruik daalt voor het tweede jaar op rij. Deze ontwikkeling en de kritiek van de Rekenkamer op de doelstelling van 2,5 hectare roepen opnieuw vragen op over het nut van een verplichte bovengrens.

Het grondverbruik blijft dalen
Het nieuwe gebruik van grond voor bouwdoeleinden is in Oostenrijk de afgelopen twee jaar afgenomen. Volgens de huidige gegevens van het Federaal Bureau voor Metrologie en Landmeetkunde (BEV) en het Federaal Milieuagentschap is het nieuwe landgebruik in 2024 voor het tweede jaar op rij aanzienlijk vertraagd: in 2024 werd namelijk elke dag 6,75 hectare land nieuw gebruikt – een daling van 15,3 procent vergeleken met het voorgaande jaar. De totale oppervlakte nieuw jaarlijks gebruik bedroeg 24,7 vierkante kilometer, tegen 29,2 vierkante kilometer in 2023. In 2022 was dat 43,6 vierkante kilometer. Dit betekent dat het jaarlijkse landverbruik binnen twee jaar met bijna de helft is verminderd.
In totaal werd in 2024 zeven procent van het totale nationale oppervlak in Oostenrijk gebruikt voor tuinen, gebouwen, exploitatie-, transport-, recreatie- en mijnbouwgebieden (= landgebruik). Ongeveer de helft hiervan was afgedicht, d.w.z. bebouwd, geasfalteerd of gebetonneerd (= oppervlakteafdichting). Het zeehondenpercentage beslaat momenteel 3,7 procent van het nationale oppervlak.
Sinds het begin van de jaren 2000 is de opname van nieuwe producten gestaag afgenomen. In de jaren 2000 tot en met 2005 was jaarlijks gemiddeld 81 vierkante kilometer nodig, en de afgelopen vier jaar nog niet eens de helft (zie tabel “Jaarlijks nieuw landgebruik in km²”).

De Rekenkamer zet vraagtekens bij de bovengrens van 2,5 hectare per dag
Het huidige overheidsprogramma stelt een vermindering van het landverbruik vast op 2,5 hectare per dag, waarbij opgemerkt moet worden dat er geen bindende tijdshorizon is gespecificeerd voor het bereiken van dit doel. Desondanks is dit ongedifferentieerde doel, vanuit het standpunt van de Federal Construction Guild, in tegenspraak met de inzet van de federale regering voor een evenwichtig grondbeleid, omdat het alle projecten op één hoop gooit – ongeacht de mate van afdichting en de economische gevolgen. De Oostenrijkse Vereniging van Gemeenten en de verantwoordelijke staatsraden zijn nog steeds kritisch over deze bovengrens, die ten onrechte door de federale overheid is ‘voorgeschreven’.
Ook de Rekenkamer uitte in het voorjaar van dit jaar kritiek. Achtergrond: de Rekenkamer onderzocht het gedrag van de Oostenrijkse Conferentie voor Ruimtelijke Planning (ÖROK) van november 2023 tot april 2024. De ÖROK is een instelling die wordt ondersteund door de federale overheid, staten, steden en gemeenten om de ruimtelijke planning en regionale ontwikkeling op nationaal niveau te coördineren. Ze is onder meer verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de ‘Bodemstrategie voor Oostenrijk’, die begin 2024 door alle deelstaten werd goedgekeurd.
De Rekenkamer wijdde in haar controlerapport een apart hoofdstuk aan deze strategie en trok ten aanzien van de doelstelling van 2,5 hectare de volgende conclusie: ‘De federale regering wilde in 2002 de toename van ‘permanent afgesloten gebieden’ in Oostenrijk tegen 2010 terugbrengen tot 2,5 hectare per dag. Het doel was om deze terug te brengen tot maximaal een tiende van de toenmalige gemiddelde afdekking van 25 hectare per dag. bevatten geen enkele afleiding van deze streefwaarde.”(Bron: “Austrian Spatial Planning Conference – Office and Land Strategy”, Verslag van de Rekenkamer, april 2025, pagina 72). Bovendien blijft het onduidelijk “of de streefwaarde betrekking had op extra landgebruik of oppervlakteafdekking.”(Bron: “Austrian Spatial Planning Conference – Office and Land Strategy”, Verslag van de Rekenkamer, april 2025, pagina 90)
Terminologische verduidelijkingen zijn noodzakelijk
De Rekenkamer wijst er in haar rapport ook op dat de termen die werden gebruikt om het doel te definiëren (afgedekte gebieden, landgebruik, landgebruik) “niet duidelijk gedefinieerd” waren.(Bron: “Austrian Spatial Planning Conference – Office and Land Strategy”, Verslag van de Rekenkamer, april 2025, pagina 12)
De Federal Construction Guild deelt deze mening, omdat de term ‘landconsumptie’ vaak tot onjuiste conclusies leidt. Een parklandschap of een perceel met een eengezinswoning en een bloemenweide wordt in de officiële statistieken bijvoorbeeld als 100% “opgebruikt” beschouwd, ook al is in de meeste gevallen slechts een klein deel van het gehele perceel daadwerkelijk verzegeld of bebouwd. Met “afdichten” wordt bedoeld dat een ondoordringbare laag de grond bedekt. ‘Opgebruikt’ betekent dat een gebied niet langer beschikbaar is voor land- of bosbouw.
Conclusie: Slechts een fractie van het volgens de statistieken gebruikte gebied is daadwerkelijk verzegeld. Deze differentiatie zou echter cruciaal zijn om een objectieve discussie te kunnen voeren over een evenwichtige bodembeschermingsstrategie.
Feiten versus emoties
In het algemeen kan worden geconstateerd dat het publieke debat over het onderwerp grondconsumptie de afgelopen jaren steeds populistischer is geworden en steeds minder op feiten is gebaseerd: er worden vaak vergelijkingen gemaakt die zeer emotioneel geladen zijn ("betonbeton", voetbalvelden etc.) of pleinen in stedelijke (!) gebieden worden gebruikt als representatieve voorbeelden van het zogenaamd excessieve landverbruik. Hoewel dergelijke methoden zeker effectief zijn in hun doelgroep, neigen ze misleidend te zijn: aan de ene kant wordt het (hogere) percentage van het landverbruik regelmatig gebruikt en gepresenteerd als verzegeld (maar zoals reeds vermeld bedraagt de mate van afdekking in Oostenrijk slechts ongeveer de helft van het landverbruik). Aan de andere kant wordt (bewust?) over het hoofd gezien dat zelfs een niet-afgedekt gebied nog steeds als gebruikt gebied wordt beschouwd: het stadspark van Graz, het Linzer Donaupark, de tuin rond een eengezinswoning in de buitenwijken van Wenen: dit alles wordt in de officiële statistieken als gebruikt gebied beschouwd, maar ze leveren nog steeds een positieve bijdrage aan de huidige uitdagingen (bijvoorbeeld hitte in de stad, het vermogen van de bodem om weg te sijpelen, enz.). Op deze manier worden alle pogingen om stedelijke gebieden te ontsluiten gereduceerd tot absurditeit.
In plaats van generalisaties en misleiding heeft het debat objectivering en differentiatie nodig: in tegenstelling tot de verklaringen van verschillende milieu-ngo's is Oostenrijk niet de veelgeciteerde Europese kampioen als het gaat om landgebruik of landafdekking. Integendeel, Oostenrijk bevindt zich in het midden van het veld in de hele EU. De “koplopers” zijn Nederland en België met een afdichtingsniveau dat bijna vier keer zo hoog is. Duitsland volgt op de derde plaats met een afdichtingsniveau dat ongeveer twee keer zo hoog is als Oostenrijk.
Het initiatief “Alliance with Common Sense” verricht educatief werk

Om de discussie weer op een objectief niveau te brengen, is in Oostenrijk een alliantie van bouwprofessionals gevormd om belangrijk educatief werk uit te voeren. In het bijzonder worden de statistische basis en mogelijke negatieve gevolgen van een ongedifferentieerde bovengrens getoond. Een dergelijke bovengrens zou onoplosbare problemen opleveren voor gemeenschappen met een bevolkingsgroei en de huisvesting van mensen belemmeren: in de jaren 2021 tot en met 2024 werd gemiddeld 33,5 km² per jaar gebruikt voor bouwdoeleinden. Bij een oppervlaktelimiet van 2,5 hectare per dag zou er 24,5 km² per jaar moeten worden bespaard. Daarom rijst onvermijdelijk de vraag waar de groeiende bevolking in de toekomst moet wonen.
Bovendien zouden substantiële bezuinigingen op de industriële en commerciële bouw, op openbare voorzieningen zoals scholen en kleuterscholen en op de aanleg van infrastructuur onvermijdelijk zijn. Verdere gevolgen zouden stijgende grondprijzen en het verlies van banen zijn: als er een oppervlaktelimiet van 2,5 hectare per dag zou worden ingevoerd, zouden op de lange termijn ongeveer 250.000 banen in gevaar komen. Hiervan bevonden zich ongeveer 105.000 in de industrie, 72.000 in de bouwsector en 73.000 in andere indirect getroffen economische sectoren.(Bron: “Landconsumptie: effecten van de geplande bovengrens op de arbeidsmarkt, woningbouw en uitbreiding van infrastructuur, Kreutzer Fischer Partner, januari 2024)
Conclusie
Voor een serieuze kwantificering van een oppervlaktelimiet bestaat er geen mechanisme dat rekening houdt met de verschillende omstandigheden (bijvoorbeeld immigratie en emigratie) in de Oostenrijkse gemeenten en waarmee doelstellingen op lokaal niveau kunnen worden ontwikkeld. Hoe dan ook is een willekeurig en eenzijdig vastgestelde bovengrens geen oplossing, omdat deze gemeenten iedere handelingsruimte ontneemt en de hierboven geschetste negatieve economische en sociaal-politieke consequenties negeert.
Daarentegen zou een zorgvuldig doordachte grondstrategie voor de duurzame ontwikkeling van Oostenrijk en de bijbehorende planningszekerheid een positieve benadering zijn. Dit moet echter in ieder geval een algemene afweging van alle criteria omvatten waarmee rekening moet worden gehouden. Bovendien zou het de hoogste tijd zijn om de daadwerkelijke oppervlakteafdekking – in plaats van het landverbruik – als centrale parameter te verankeren in de relevante statistieken en in het publieke debat.
Nadere informatie:
Initiatief “ Alliantie met gezond verstand “
Cijfers over de mate van afdichting in de Oostenrijkse gemeenten
Verslag van de Rekenkamer aan ÖROK, april 2025:
Oostenrijks Ruimtelijke planning conferentie (ÖROK)